Dirk Martens wordt algemeen beschouwd als de invoerder van de boekdrukkunst in de zuidelijke Nederlanden. Hij wordt omstreeks 1446 geboren in een aanzienlijke en welgestelde Aalsterse poortersfamilie. Vader en grootvader Martens zijn bekende burgers. Overgrootvader Hendrik woont op de Grote Markt en is handelaar van beroep; zo levert hij bijvoorbeeld in 1394 een partij hout aan het stadsbestuur.

De jonge Dirk ontvangt een degelijke opleiding in het klooster van de wilhelmieten aan de Pontstraat, maar leergierig als hij is, trekt hij reeds vrij snel de wijde wereld in. In Venetië, dan een belangrijk centrum voor studie en vorming, gaat hij in de leer bij landgenoot Girardus de Lisa. Deze veelzijdige geleerde is volop in de ban van de nieuwe renaissancegeest die Noord-Italië dan kenmerkt. Dit houdt vooral in dat men teruggrijpt naar de klassieke oudheid en de mens centraal stelt in de wereld. Girardus is niet enkel leraar, maar ook musicus en houdt er tevens een kleine amateur-drukkerij op na. Allicht zet Dirk hier zijn eerste stappen in het drukkersvak.

Terug in Aalst drukt Martens, samen met Johan van Westfalen, in 1473 als eerste in de Zuidelijke Nederlanden een boek met losse, herbruikbare letters. In hun drukatelier te Aalst worden drie werken gepubliceerd: de oudste gedateerde Zuid-Nederlandse drukken. Eén ervan is de roman Over de twee geliefden van Aeneas Piccolomini, de latere paus Pius II. Hierdoor introduceert Martens in onze gebieden een revolutionaire techniek waardoor boeken én ideeën op een veel grotere schaal dan voorheen kunnen worden verspreid. Deze techniek zou de wetenschap enorm vooruit helpen. Hij is zelf behoorlijk trots op zijn prestatie en in een boek dat hij in 1474 drukt, vermeldt hij dan ook: ‘Dit werk heb ik, Dirk Martens, te Aalst gedrukt, die al wat men te Venetië kan de Vlamingen aanbreng’.

Na deze kortstondige vennootschap met Johan van Westfalen verdwijnt elk spoor van Martens tot 1486. Wel vinden we in Spanje een Teodorico Aleman, gespecialiseerd in boekenimport, die steeds met Martens wordt geïdentificeerd.

Van 1486 tot 1492 specialiseert hij zich in een tweede Aalsterse atelier in brevierdruk: het drukken van bijbels en andere religieuze werken, een genre dat hoge technische eisen stelt. Dit was commercieel niet echt leefbaar en hij verhuist naar Antwerpen, dan een Europees centrum van handel en cultuur. Naast Martens zijn daar trouwens nog andere Aalstenaars actief, zoals Cornelis De Schrijver, stadssecretaris en auteur, die zichzelf liever Scribonius of Grapheus noemde, en stadsgriffier Petrus Gillis of Aegidius. Martens werkt zich moeiteloos in dit erudiete milieu in. Hij leert er ook Desiderius Erasmus van Rotterdam kennen, één van de sleutelfiguren van die tijd. Hij drukt niet enkel tal van baanbrekende werken, zijn atelier wordt ook een ontmoetingsplaats voor schrijvers en geleerden.