Ik ben geboren in Ursel en na de oorlog ben ik naar Destelbergen verhuisd. Ik heb mijn legerdienst bij de marine gedaan. Toen ik er een jaar was, was er al oorlog in Korea. Er ging een schip van ons vanuit Oostende daarnaartoe. Ik heb zeker 16 maanden op ‘t schip gezeten.

Ik was een boerenzoon, en ik was nog nooit op een schip geweest en ik werd daar subiet gebombardeerd tot zeilmaker. We waren met 130 man aan boord en in de slaapzaal sliepen een goeie 100 man. We sliepen met 4 man hoog boven elkaar, en tijdens de dag hesen ze die bedden omhoog. Tijdens de dag moest ge niet in uw bed kruipen hé. We moesten feitelijk niet veel slapen, want zo’n schip is overdag veel werken, maar ook nachtdienst. Ja, dat was voor mij een periode in mijn leven. We zijn in Kopenhagen, in Zweden geweest. We hebben schone meisjes gezien. (lacht) En wij hadden in de kantine altijd Amerikaanse sigaretten, 6 frank voor een pakje. We staken onze kousen vol sigaretten en als we op de kade toe kwamen, kwamen er altijd direct mannen naar ons toegelopen: sigaretten, sigaretten! En we konden die verkopen voor 20 frank voor een pakske. Zo konden wij voor niks uitgaan hé. Ze zagen ons allemaal graag komen.

We zijn ook in IJsland geweest. Vissen en walvissen en zo hebben een route rond de wereld en die routes kruisen daar. Die schippers uit Blankenberge en zo die wisten dat en gingen daar vissen. Zalmen vangen hé, goh goh. Zo’n zalmen hé. Gelijk een varken. In IJsland had je ook het voordeel dat het daar altijd koel is, zelfs in de zomer. Op de kade stapelden ze de vissen op elkaar. Buiten hé, op stapels hé. Heel de oorlog lang hebben die vissers het Amerikaanse leger bevoorraad. Hoeveel blikjes zalm zouden wij niet gegeten hebben tijdens onze legerdienst op ‘t schip!

Thuis had ik zes zusters en ik kwam in ‘t midden. Ik en mijn vader moesten ons zomer en winter buiten aan de pomp wassen. Ja de vrouwen zaten binnen en wij vlogen buiten. Ik ben opgekweekt door de meisjes hé.