Mijn moeder was 40 toen ze mij kreeg. Ik was de zesde. Mijn vader vertelde dat hij doorreed naar de vroegmarkt met boter en eieren, toen mijn moeder riep dat ze water moest maken. Mijn moeder plaste, dat bed vol, en ik was daar op een vrijdagmorgen in 1938, op de voute boven de kelder. Dat is van horen vertellen hé, maar ik was er natuurlijk wel bij. (lacht)

Als kinderen hadden wij allemaal een maternest. We verstopten fruit dat nog moest rijpen, twee appels, twee peren, beskes. Dan gingen we kijken of het al rijp was. Maar meestal vonden ze onze maternest voor dat wij het konden opeten, en waren ze kwaad. Vooral moeder was baas in het kweken van de kinderen.

Op mijn 14de ben ik van school gegaan en in het café beginnen werken. Omdat we café hielden, heb ik veel liefjes gehad, maar allemaal in deftigheid. Ik ben maar met één iemand echt beginnen vrijen en dat is mijn man geworden. Soms moest ik iemand een klets verkopen in het café. Ja, ze moesten luisteren hé. Meestal waren het de mannen die ambetant deden. De bakker werd door niemand graag gezien, maar toch kwam hij op café. Een smeerlap, die met zijn stok de pinten van de toog veegde. Die heb ik van z’n leven eens een kaaksmeete gegeven, hij draaide drie keer rond, hebben ze mij gezegd, dus het moet er wel op geweest zijn. Hij was vuil en onbeleefd, altijd met zijn sigaret half uit zijn mond. Ik ben nooit bang geweest om een klets terug te krijgen.

Ik werkte veel, dag en nacht, en zere. Maar als het moment er was om op reis te gaan, dan legde ik de band af. Rijke mensen konden dat zo betalen, maar ik moest daar elke maand voor sparen om te kunnen vertrekken. Ik ben veel op reis gegaan. Spanje, Turkije, Marokko, Israël, Jordanië en daartussen altijd maar naar Frans Lourdes met den autobus, gaan bidden voor een kindje hé. Maar dat kindje is er nooit gekomen. De pastoor organiseerde die schone reizen met de parochie. Die is uiteindelijk schrijver geworden en samen met zijn meid vertrokken. Iedereen wist dat natuurlijk wel dat die twee iets hadden.

Ik ging altijd alleen mee op reis, zelfs naar Amerika, Miami, Chicago, de helft van de vlieger waren vrienden. Ik herinner me nog die reis naar Chicago. Er was een bakmadam mee, die microgolfovens verkocht en daar les over gaf. Ze had er zodanig veel verkocht dat ze een reis mocht inrichten naar de fabriek in Chicago. Daar zagen we hoe zo’n oven gemaakt wordt. In die tijd was dat heel nieuw. Dat was niet alleen opwarmen, maar ook koken hé.

Vroeger was dat nog hé met pastoors en nonnekes. Mijn moeders jongere zuster, Anna, studeerde in het Crombeen in Gent om les te geven. Daar wilden ze dat tante Anna non zou worden. Mijn moeder zei: ‘Dat ze maar rap naar huis komt en werkt gelijk ons. Aan ons Anna is er evenveel nonnevlees als aan een kast.’

Mijn man is alcoholieker geworden. Hij deed een ontwenningskuur, kwam terug thuis en was helemaal gelijk vroeger, gelijk of dat ik er verliefd op geworden was. Maar op een keer ontdekte ik dat hij weer flessen wegstak. Het was winter en ik deed mijn botten aan om naar buiten te gaan en er zat een fles in. Dan ben ik kwaad geworden. Ik heb die fles voor zijn voeten gesmeten. Ik zei: ‘Je bent weer herbegonnen, nu scheid ik van je.’ Ik heb mij een advocate genomen en ik ben nooit meer terug bij hem gegaan.

We zijn ooit eens met de middenstand gaan protesteren in Brussel om meer te verkrijgen voor de zelfstandigen. Alles was gesloten, en we moesten plassen. We gingen in een straatje dat naar beneden liep en toen we plasten, liep alles helemaal naar beneden. (lacht) Ik ben voor de zelfstandigen. Ze hadden mij ooit eens bijna op de lijst van de blauwe gezet. Maar dan hebben mijn broers en schoonzuster gezegd: ‘Tante Rosa, we zien u zo graag, maar als ge in de politiek gaat, dan gaan we u kwijt geraken. Dan gaat ge tegen onrecht recht moeten zeggen. En het is zo in de politiek. Daarom heb ik dat dan niet gedaan.

Ik zat vaak op de voetbal vroeger. Als er mensen bij ons langskwamen, moest mijn moeder meestal zeggen: ‘Ze is niet thuis, ze zit op de voetbal.’ Ik riep altijd heel luid. Ik was zo supporter, supporter.

Ik zou graag weer 62 jaar zijn. Toen was ik echt nog goed. Dan reed ik nog met mijn fiets naar Holland, naar Breskens. Allemaal lang geleden.

Goh ik kan blijven vertellen. Moest ik advocaat geworden zijn, ik zou ze nogal verdiend hebben.